Skip to content
  • Blog

Het is weer de tijd van goede voornemens. Ik heb me voorgenomen veel dingen te veranderen. Dat herinnert me aan een veranderingsmanager die met de volgende zin van wal stak: “ik doe veranderingen altijd volgens een vast stramien…”. Hij beantwoordde mijn onverholen gegniffel met een verstoorde blik. Hij begreep niet dat hij iets komisch had gezegd. Ik vind dingen misschien iets te snel komisch.

Als je iets aan je sportieve vermogens wilt verbeteren (veranderen), vind je het helemaal niet gek als je dat methodisch doet. En je vindt het ook niet raar als de trainingsmethode niet iedere dag verandert. Maar hebben we in de atletiek wel echte trainingsmethodes? Ik denk van niet. En daar ben ik blij mee, want we weten namelijk niet echt hoe het moet. Individuele trainers hebben wel een rugzak(je) met vuistregels en er bestaan wel wat trainingsstramienen die getooid worden met het begrip methode (denk bij het lopen aan Chi-running en de Souplessemethode), maar serieus getoetst zijn ze geen van allen.

Daarmee wil ik niet zeggen dat er geen serieus onderzoek wordt gedaan. Het onderzoek heeft echter belangrijke beperkingen. Ten eerste wordt onderzoek vaak met beginners gedaan. En dankzij het wonderbaarlijke aanpassingsvermogen van het menselijk lichaam, werkt bij beginners alles. Ten tweede probeert het meeste onderzoek één factor te isoleren (het beoordelen van een integrale methode is lastig). Ten derde is het onderzoek bijna altijd over een korte termijn (een aantal weken tot hooguit een jaar). Het onderzoek levert op zijn best wat vuistregels en trucjes op voor het rugzakje van de creatieve trainer.

Is dit erg?

Vaak zijn individuele sporters al helemaal tevreden wanneer ze lekker bezig zijn en ze hun prestaties – als het even kan – vooruit zien gaan. Maar wat is uitdagender dan het streven naar het bereiken van je volledige potentieel als atleet? Voor het laatste is perfect werkende training nodig, gericht op het individu. Er is hier echter een belangrijke randvoorwaarde: de sporter (zowel de ‘lekker-bezig’- als de topatleet) moet verschoond blijven van blessures. Bij het voorkomen van blessures lijkt behoudendheid een goede raadgever. Bij het bereiken van iemands volle potentieel moeten er waarschijnlijk steeds nieuwe trucs uit het rugzakje van de trainer worden getoverd.

De conclusie lijkt snel getrokken: behoudt het goede en probeer voorzichtig wat nieuwe dingetjes uit. Dan heb ik de volgende vraag: hoeveel van het goede hebben we eigenlijk? De discussie over hardloopschoeisel woedt nog en we weten nog steeds niet of een accent op intervallen of een accent op duurlopen beter werkt, of welke tempo’s het beste werken (en dan weten we van hardlopen veel meer dan over de technische atletiekonderdelen). Wordt het niet eens tijd dat iemand probeert veilig te stellen wat het ‘goede’ is dat behouden moet worden? Vasthouden aan wat je altijd al deed, behoudt het goede maar ook het slechte, niet werkende en onzinnige. Ik heb me voor 2015 dus maar weer voorgenomen om weer flink wat dingen te veranderen.

Siebe Turksma

Back To Top