Skip to content
  • Blog

Mensen leren al een eeuwigheid complexe dingen met hun lichaam te doen. In het leerproces worden ze vaak geholpen door een instructeur. Zo’n instructeur geeft allerhande nuttige aanwijzingen, zoals “Trek je voet op bij de landing”, “Draai je romp in”, “Voel hoe de lucht de bodem van je longen bereikt”,… Wat deze aanwijzingen gemeen hebben is dat ze de aandacht op het eigen lichaam vestigen. Dit heet een interne focus. De gedachte is dat je goed moet weten hoe je lichaam moet acteren om een succesvolle beweging te kunnen uitvoeren.
De afgelopen jaren is echter duidelijk geworden dat je een golfbal makkelijker in het gat krijgt wanneer je je aandacht op het gat vestigt dan wanneer je je aandacht op de beweging van je eigen lichaam richt. Een externe focus (de hole) blijkt beter te zijn. Dat wil niet zeggen dat er geen ruimte is voor het oefenen van onderdelen van een ingewikkelde beweging, maar ook hier geldt dat deze deelbewegingen weer een externe focus moet hebben. Als je bijvoorbeeld wilt dat een bepaalde zwaai met een golfclub wordt gemaakt dan bedenk je een oefening waarbij de stok tussen twee lijnen moet worden gezwaaid (en ga je geen instructies geven over de stand van de armen).

Bij complexe bewegingen blijkt een externe focus het beste te werken, zeker bij gevorderden. Hoe zit het bij sporten met een zich steeds herhalende (cyclische) beweging, zoals zwemmen en hardlopen? Je hoort bij een wedstrijd trainers vaak dingen roepen als “Denk om je ademhaling! Zet je knieën goed in!”. Ze vragen in dit geval van de atleet een interne focus. Gaan ze door deze aanwijzingen beter lopen? Om deze vraag goed te kunnen beantwoorden, moet je eerst zeggen wat je met ‘beter’ lopen bedoelt. Een belangrijk criterium is de loop-economie. Hoe zuiniger je met energie omgaat, des te hogere snelheden je kunt volhouden. Je kunt in het laboratorium de loopeconomie bepalen door tijdens het lopen de zuurstofopname te meten. Minder zuurstof bij dezelfde snelheid betekent een betere loop-economie.
Een proef om te bepalen of een externe focus beter  is dan een interne focus is nu makkelijk te doen. Je zet een proefpersoon op een loopband die op vaste snelheid draait en vraagt dan om de aandacht op verschillende dingen te richten. Door het zuurstofgebruik te meten, kom je er achter welk type aandacht het meest economisch is. Krijg maar eens geld voor zulk onderzoek! Onwaarschijnlijk dat je meetbaar meer of minder zuurstof zou gebruiken alleen omdat je je aandacht anders richt.
Gelukkig is het onderzoek toch gedaan. En wat blijkt: als je de lopers naar een videotje laat kijken, gebruiken ze flink minder zuurstof dan wanneer je ze vraagt om hun ademhaling te volgen of om hun knie-inzet te monitoren. Ik vind het verrassend. Je loopt zuiniger als je je aandacht op je omgeving richt in plaats van op je ademhaling.

Toch zie je veel toplopers naarmate een wedstrijd vordert een steeds meer naar binnen gerichte blik krijgen. Waarom richten ze hun blik naar binnen als je daardoor slechter gaat lopen. Uit het meest recente onderzoek blijkt dat niet alle soorten  interne focus negatief uitpakken. Als je naar je algehele gevoel ‘luistert’, blijkt dat geen negatieve invloed te hebben. Maar als je je met goed ingeslepen patronen zoals de ademhaling gaat bemoeien, al is het alleen maar door je aandacht erop te vestigen, dan lijdt je lopen eronder.

Nabrander
De negatieve invloed van een interne focus kun je natuurlijk ook (met een vleugje ironie) vóór je laten werken bij activiteiten waarbij het moeilijk is om veel calorieën te verbranden. Wandelen is een voorbeeld van een (irritant) energiezuinige manier van bewegen. Wandelaars kunnen hun workout intensiveren door goed op hun ademhaling te letten (zou ik echter niet doen).

Siebe Turksma

Back To Top