Skip to content
  • Blog

Hoe maak je een snel parcours? Antwoord: weinig bochten, geen hoogteverschillen en vooral een vlakke en tamelijk harde ondergrond. Lange vlakke asfaltwegen zijn snel.
Hoe maak je een snelle loper? Antwoord: veel bochten, lekker op en af en vooral een moeilijke en gevarieerde ondergrond. Natuurlijke ondergrond maakt snel.
De Kenianen crossen in de winter en winnen in de zomer.
Simpel. Of toch niet?

Een topbegrip in de trainingsleer is ‘specificiteit’. Je wordt beter in die dingen die je traint, op de manier waarop je ze traint. Specialisten worden goed in hun specialiteit, ten koste van de breedte. En dat gaat heel ver. Als je op asfalt traint, word je vooral beter in het lopen op asfalt. Als je op 12 km/h traint, word je efficiënt op die snelheid. En dat is niet alleen zo omdat iemand ooit het principe van specificiteit heeft verzonnen en dat nu de werkelijkheid ondergeschikt wordt gemaakt aan de theorie. Uit serieus onderzoek is bijvoorbeeld gebleken dat lopers hun grondcontact aanpassen aan de snelheid waarop ze het meest trainen. Marathonlopers hebben een langer grondcontact dan 800 meter lopers. Een 800 meter loper die zich gaat voorbereiden op een marathon krijgt vanzelf een langere contacttijd. Specificiteit is echt en wedstrijdlopers moeten daar terdege rekening mee houden. Als nu je belangrijkste wedstrijden in de zomer op vlak asfalt zijn, dan moet je volgens de regel van de specificiteit dus vooral op asfalt trainen. Wat is de ondergrond die het minst lijkt op asfalt? Ik denk mul zand. Als je een snelle asfaltloper wilt worden is het trainen in mul zand het stomste dat je kunt doen. Of toch niet?

Een betrekkelijk nieuwe aanwinst in de trainingsleer is de kracht van de variatie. Wanneer je een subtiele beweging wilt aanleren, moet je in je training vooral veel variëren. Je zou denken dat je de aan te leren beweging zoveel mogelijk op dezelfde manier zou moeten trainen. Mis. Het gaat beter door de beweging te variëren. Je voeten maken verrassend complexe bewegingen tijdens het lopen. Het oefenen van deze bewegingen gaat ook het beste met variatie. Mul zand levert ultieme variatie. Het levert nog veel meer. Het lopen door mul zand vergt veel kracht. Hierdoor word je sterker. Die kracht helpt je sneller te lopen – later op het asfalt. Het mulle zand traint ook spieren in je voeten en onderbenen die op vlak terrein minder hoeven werken en daardoor bij asfaltlopers in hun ontwikkeling achterblijven. Door de rijkere prikkels van de slechte ondergrond word je minder blessuregevoelig. Natuurlijk moet je ook weer niet overdrijven, maar een flinke portie mul zand in de winter maakt je sterker en minder blessuregevoelig. Met behulp van je betere coördinatie (als gevolg van de variatie), je grotere kracht (door het baggeren in het zand) en je betere belastbaarheid, ga je in de zomer sneller en kun je meer training aan (die tegen die tijd wel weer specifiek moet zijn).

Crossen in de winter, winnen in de zomer!!
En, als laatste en belangrijkste: crossen is een adembenemende belevenis voor lichaam en geest, ook in sneeuw, kou, wind en regen.

Siebe Turksma

Back To Top