Skip to content

In mijn vorige stukje over het trainingskamp van de BiCz in Barcelona had ik beloofd dat wat we wel uit Barcelona mee terug hadden genomen binnenkort te zien zou zijn op een baan ergens in Nederland, mits we alweer volledig hersteld zouden zijn. Aan mezelf had ik beloofd dat ik daar dan weer een stukje over zou schrijven. En ik moet het mezelf beloven want anders doe ik het niet.

Net als een atleet kan je als stukjesschrijver niet op je lauweren rusten. De lat wordt zonder mededogen steeds hoger gelegd tot je uiteindelijk en onherroepelijk een keer faalt. Ook voor een stukjesschrijver, lieve lezer, komt het moment dat het sap weg is en er toch nog een poging gedaan moet worden. Dan zijn de superlatieven op, zijn er geen variaties meer op oeh’s en ahh’s te bedenken en val je stil waar je het eigenlijk hard wil uitschreeuwen van plezier. Dan loop je tegen je woordenschatlimiet aan om je bewondering te beschrijven en staar je stotterend naar een wit vlak op je tweede beeldscherm terwijl je hoofd gonst van de oeh’s en ahh’s die je juist niet meer wil gebruiken omdat ze uitgemolken zijn en hun waarde verwaterd is. Maar ik ken geen atleet die die laatste poging niet waagt, dus waarom zou ik dan wel weigeren?

Het is warm maar niet heet op de zonovergoten blauwe Barcelonese  baan. We hebben er net 2 uur training op zitten, de gehele stad trekt zich terug in siësta en de atleten druppelen moe maar voldaan de baan af richting het hostal om zich klaar te maken voor een paar uurtjes luieren op het strand. Tot het om 5 uur tijd is voor de tweede baantraining van de dag. Het was weer een goede toevoegende sessie en zowel onder- als bovenlijf zijn toe aan wat broodnodige Rest & Relaxation.
Als de materiaalman –ik geloof dat het Hernandes is vandaag- de baan op komt om het materiaalhok voor de siësta af te sluiten ziet hij aan de overkant van de baan twee Duracell-konijntjes rondhuppelen. Een dikke, lompe in een wit overhemd en een mean Lien fighting machine in geen idee wat ze die dag nou weer aanhad. De ene hordepassage na de andere, Hernandes kijkt bewonderend toe.
Op de A competitie had Eline al een voor GAC begrippen strakke tijd neergezet op de 400 horden, 67,43, maar ten opzichte van haar 400 vlak verliezen we –ja,ja, ik zeg we en zal dat blijven doen- 0,7 seconden per horde en dat moet definitely, vóór volgende week vrijdag, naar 0,5 seconde per horde voor een NK finalewaardige tijd. We hebben 2 strategieën. De eerste is fearlessness. Gewoon dom doorlopen en er blind op vertrouwen dat je goed –linkspassage- uitkomt en je geen tijd en energie verliest met inschatten, afremmen en daarna weer versnellen. Om dat te durven heb je veel passages in de benen nodig. De tweede strategie is om de horden lager te krijgen. Zo laag zelfs dat ze er eigenlijk niet meer staan. Dat doen we met sleutelen aan de horden met geheime sleutels als een soort materiaaldoping. Maar dan legaal natuurlijk. Ook daarvoor heb je veel passages nodig.
De sessie wordt wreed verstoord door Kato die belt met de vraag welke outfit ze voor Lien mee moet nemen want we gaan gelijk door naar het strand. We zijn dan inmiddels weer een uur verder. Darned ambition.
Op de trackmeeting in Utrecht afgelopen vrijdag, gaan de eerste 7 horden snoeihard in de afgesproken linkspassage. Pas naar hordes 8, 9 en 10 komt er een pasje bij, maar dat boeit niet want dat is op het rechte eind en nog steeds snoeihard: 64,73. En hier dan een uitroepteken.
Om dat getal context te geven: dat is de 2e tijd landelijk bij de B junioren, de 10e tijd bij de senioren en een vermelding in de nationale allertijdenlijst. In pas haar 2e 400 h ooit en het kan harder.
Het clubrecord is niet duidelijk, maar op de Nationale allertijdenlijst staat Manon van der Heiden met 64,41 uit 2002. Bijna dus.

Bram van der Laan een Duracell-konijntje noemen is grappig, maar ronduit redonkulous. Bram is een speerwerper en speerwerpers noem je speerwerpers en niks anders. Bram iets anders noemen is een belediging voor alle speerwerpers over de hele wereld. Bram kan ook kogelslingeren, kogelen, discussen, verspringen, hinkstappen, sprinten en u, lieve lezer, gaat dat allemaal zien, binnenkort, op een baan ergens in Nederland, maar dat is allemaal spielerei. Gewoon voor de leuk en hashtagomdathetkan. De corebusiness is speer.
Toen we aan het begin van het seizoen de doelen zo’n beetje doornamen was het noemen van het clubrecord, 62,40 meter van Alexander Middag uit 1992, ook heel grappig maar tevens redonkulous. Bram zijn pr stond met 700 gram op 51,31 en met 800 gram op 50,14. Dat waren al mijlpalen en het volgende haalbare doel moest de middellijn van ons voetbalveld zijn en comfortabel plaatsen voor het NK Junioren. Met 55 meter moet dat lukken en met 53 afgelopen A competitie in Haarlem geen utopie.
In Barcelona kon er geen speer geworpen worden. Baanatletiek is geen grote sport in Spanje en de eigenaren van de baan hadden besloten om de plaatselijke rugbyclub te faciliteren met een kunstgrasveld en een van de onverplaatsbare rugbydoelpalen staat letterlijk smackbam in the middle voor de speeraanloop.
Gelukkig heb je helemaal geen speer nodig –mits je al kan speren- om speertrainingen te doen. Een krachthok, een balletje, wat springen, wat sprinten en je komt een heel eind. En hoever een heel eind precies kan zijn bleek gelijk afgelopen zondag bij de B competitie bij av Feniks in Amsterdam Zuidoost.
Bram heeft als een van de weinige BiCz-atleten amper hersteltijd nodig. Van wat dan ook. Niet van Barcelona, niet van de afterparty en niet van de zware krachttraining de dag voor de wedstrijd. Gewoon even goed rekken, beetje kraken en hoppa, eerste worp om 11.30 uur 54,30 vanuit een beheerste en veilige aanloop en afworp. De tweede poging ging door wind en een late hand in een bochtje: 52,90. “Nah, dat was ‘m niet. Komt goed”, zegt Bram. Natuurlijk, lieverd, weet ik toch.
Bij de 3e worp komen de oeh’s en ahh’s weer boven en we vechten er niet tegen want het gaat vanzelf: 57,21. Daignnn boy! Maar ja, Dario heeft 58 staan dus laten we die nu ook maar even in de laatste poging beaten dan.
En toen werd het stil in Amsterdam Zuidoost. Ik was bezig met een bounceloze hinkstap van Lien na de wereldprestatie van vrijdag en een opspelend enkeldingetje toen ik Zuidoost oorverdovend stil hoorde vallen. Ik keek op en zag een mannetje met een meetlint van heel ver uit het veld terug lopen. Dat moet een worp van Bram zijn geweest, dacht ik nog en toen zag ik Bram een dartelsprintje in onze richting trekken: 62,32. En daar is dan dat uitroepteken weer.
Ik ga er niet eens aan beginnen om 62,32 context te geven. Vak dat, 62,32 spreekt voor zich.

Onder de Dudok-tribune bij de GAC staat een dolgelukkig rood speertje. Het rode speertje heeft in zijn eentje, zonder ondersteuning van een hand, een auto of een vliegtuig geheel zelfstandig een vlucht van 62,32 meter gemaakt en is daarmee absoluut en onbetwist recordhouder onder alle andere speren en speertjes die daar onder de tribune staan te wachten op een wedstrijdje. En het speertje is zó gelukkig dat het hem helemaal niks deed toen Bram hem maandag gewoon voorbij liep en een zwaarder broertje pakte om mee te gaan gooien met het oog op het volgende doel: plaatsing voor het NK senioren.
Speren zijn namelijk helemaal niet jaloers of iets. Speren gunnen elkaar de mooiste vlucht ooit, want succes voelt zo ontzettend lekker; dat wil je delen. En zo zijn speerwerpers ook.

Volgende afspraak: A competitie en Senioren competitie op 26 en 27 mei.
Stéphane (trots is niet eens een woord meer)

Foto: Kato heeft foto’s maar Kato zit in IJsland zonder laptop. Voor nu dus alleen even een foto van het gelukkigste rode speertje dat ooit bij de GAC heeft gewoond.

Back To Top